Churning?
Wanneer portefeuille turnover niet is wat het lijkt

Churning?
Wanneer portefeuille turnover niet is wat het lijkt

by Bart Kramer

Een dubieuze praktijk bij vermogensbeheerders is excessief handelen: het onnodig beleggingen verkopen een aankopen met het doel zo commissie te verdienen. De Engels benaming “churning” wordt ook in Nederland veel gebruikt. Excessief handelen schaadt de belegger niet alleen door de transactiekosten van de vermogensbeheerder maar ook door het verschil in aan- en verkoopkoers, de bied-laat spread. Doorgaans zal het aantal transacties dan ook tot een minimum beperkt moeten worden en klanten doen er goed aan om hier met de beheerder afspraken over te maken.

Maar ook bij goede afspraken, blijkt in de praktijk de rapportage over de turnover niet altijd eenduidig.

Recent hebben wij een opdracht afgerond voor een vermogensfonds. De prestaties van de vermogensbeheerder bleven sterk achter bij de benchmark. Dit was aanleiding voor de beleggingscommissie om een uitgebreide analyse te laten verrichten. Uit onze analyse bleek overduidelijk dat het actieve aan- en verkoopbeleid niet het rendement had gebracht dat verwacht had mogen worden. Ook gecorrigeerd naar het risicoprofiel van de portefeuille was duidelijk sprake van achterblijvende prestaties.

Op het gebied van de turnover (in goed Nederlands; de omloop) liepen wij echter tegen iets merkwaardigs aan. Wij observeerden een vrij hoge portefeuille turnover. Dit viel echter niet op te maken uit de gerapporteerde cijfers.

De portefeuille turnover wordt berekend door de mutaties af te zetten tegen de portefeuille omvang, of wiskundig geschreven:  mutatie waarde/portefeuille waarde.

De waarde van de mutaties bedraagt de laagste waarde van de aankopen óf de verkopen. De portefeuille waarde bedraagt de gemiddelde omvang over de periode.

Onderstaande voorbeeld laat zien hoe de turnover door timing van aan- en verkopen anders kan uitvallen. Beheerders A en B beheren beide een portefeuille van 1.000. Beide verkopen over een horizon van 2 periodes voor 200 aan beleggingen en kopen voor 200 aan andere beleggingen hiervoor terug. Maar omdat de berekening van de turnover de laagste waarde van de aankopen dan wel de verkopen gebruikt, geeft dit twee zeer verschillende uitkomsten voor de turnover. Beheerder A presenteert een turnover van 4%, terwijl Beheerder B op 9% uitkomt.

Een oplossing voor bovenstaande afwijking is het gebruiken van de gemiddelde waarde van de aankopen en verkopen. Wij hanteren deze methodiek omdat deze een betere voorstelling van de echte turnover geeft en corrigeert voor het schuiven met transacties. In veel gevallen zal onze methodiek een representatievere (en voor de beheerder ongunstigere) turnover weergeven dan wat uw beheerder presenteert.

Het bovenstaande voorbeeld toont nog maar eens aan dat het belangrijk is om de rapportages van de beheerders kritisch te bekijken.

Over Roadmap FI

Roadmap FI is zeer ervaren met het in kaart brengen en evalueren van prestaties van vermogensbeheerders. Doorgaans worden wij gevraagd wanneer de prestaties tegenvallen en de beleggingscommissie een onafhankelijke analyse wil. Wij focussen ons meestal op twee zaken. Als eerste kijken wij in hoeverre het gerealiseerde rendement in lijn is met wat verwacht had mogen worden. Het rendement beoordelen we uiteraard ook afgezet tegen het risicoprofiel van de portefeuille. Het tweede element van de onze analyse ziet toe op de governance van de portefeuille. In hoeverre heeft de beheerder zich gehouden aan de afspraken en restricties van het mandaat. Denk hierbij aan uitgesloten beleggingen, bandbreedtes van asset classes en het uitvoeren van transacties.